Dit artikel verscheen reeds op Konfrontatie

“Bomenknuffelaar” klinkt het achteruit de zaal, spottend, verwijtend. Ik roep vanaf het podium: “Gaan we bomen knuffelen? Ik doe mee!” en vervolg mijn voordracht.
Of ik een activistische dichter ben of een dichtende activist, vragen mensen me wel eens. Eerlijk gezegd: daarop heb ik geen antwoord. Nu ik onlangs voor het eerst sinds jaren opnieuw een bundel heb uitgebracht, ben ik weer op allerlei plekken bezig met daaruit voor te dragen. Ik werp mijn woorden in de arena en wat de meute er mee doet, is aan hen. Je kunt het overschreeuwen, versterken, verscheuren, verbranden of kopiëren. Ik heb het gemaakt om te gebruiken onder de enige voorwaarde dat het niet commercieel is. Eenmaal in de openbaarheid is het van en voor ons allemaal.
Maar wat ben ik dan en wat doe ik dan? Het hangt er maar helemaal vanaf waar de voordracht zich afspeelt. Zo kom ik in kraakpanden, theaters, kroegen, zaaltjes, literaire samenkomsten en ook op straat, daar waar de actie plaatsvindt. Het doel en effect van de voordracht is heel verschillend. Sta ik te ‘preken voor eigen parochie’ dan biedt het herkenning, bemoediging, aanmoediging. Sta ik voor een poëzie minnend publiek dat niets te maken heeft met activisme en niets weet van de zaken waarover ik schrijf, dan hoop ik dat mensen er iets van opsteken en wie weet zich ook wel aangespoord voelen om hun mond open te doen. En dan is daar nog de enkeling die blij verrast is eens wat anders te horen dan de monotone voordracht van een dichter die het over de eigen persoonlijke overdenkingen heeft of de dichter die geen acht op het publiek slaat tijdens het produceren van een niet te ontwarren hoeveelheid ‘verbal diarrhoea’. Ze mogen er allemaal zijn. Maar daarom mag en moet die activistische dichter er juist ook zijn.
“We hebben mensen zoals jou nodig!” zegt de Turkse dichter die de avond geopend heeft met zijn voordracht, waarin hij zich nog openlijk had afgevraagd waar de boosheid bleef.
Maar… moet dat nou?
Het schrijven zelf is een eenzame en eenzelvige bezigheid. Maar niet alleen dat: ik schrijf om wat ik te zeggen heb, om te vertellen, het uit te schreeuwen, te confronteren, motiveren, inspireren, ja zelfs om op te roepen tot actie. Ik kan niet anders zolang dat nodig is. Belangrijkste punt is: elk geschreven woord van fictie, of dat nu poëzie is, liedtekst, of proza, komt uit jezelf. Het komt uit de magische onverklaarbare inspiratie en uit ervaringen. Ik schrijf over wat me bezighoudt, wat ik tegenkom, meemaak, zie, voel, hoor. Maar ook: woede heeft een uitlaatklep nodig, net als verdriet, frustratie en angst. Negatieve emoties vragen erom de hoge drukketel te verlaten, zachtjes fluitend of met een knal. Zet die dan maar om in strijdbaarheid! In woorden die een daad op zichzelf zijn.
Dan rest nog de vraag in welke vorm. Ik zou natuurlijk een artikel kunnen schrijven, reagerend op een actuele gebeurtenis, maar waarom zou je het niet gieten in een vorm die tijdloos kan worden gemaakt? Ik kom gedichten van mezelf in mijn vorige bundel tegen die niets aan betekenis hebben verloren, ook al reageerde ik destijds op een actuele situatie. De poëzie heeft de zeggingskracht van beeldtaal, metaforen, vergelijkingen, metrum en rijm. Allemaal middelen die je kunt inzetten om iets te vertellen op een manier die mensen bij blijft. Dus moet dat nou? Ja, het moet! Is het dan meteen ‘pamflettistisch’? Nee, dat hoeft dus niet. Maar ik wil wel dat het binnenkomt. Het podium is ook een barricade waar ik op sta, na hem te hebben opgeworpen, beklommen of bestormd.
‘Aangezien jij ons beleid c.q. onze doelstelling niet serieus neemt, is er voor jou helaas geen plaats meer op ons podium. Hierbij schrap ik jouw optreden dan ook van ons programma,’
Activistische poëzie is in de ogen van menig dichter of organisator in het literaire wereldje in dit land nog altijd een richting die weinig serieus genomen wordt, dan wel verfoeid wordt of te zwaar, te moeilijk of te uitgesproken gevonden, ‘opruiend’ zelfs (dat strekt me dan wel tot eer). Het is ‘geen echte’ poëzie. De weerstand varieert van commentaar tijdens optredens, vooraf of achteraf vragen of het niet wat minder kan, niet willen dat je komt optreden of een optreden zelfs volledig cancelen. Ik ben wel eens letterlijk de zaal uitgegooid omdat zelfs het uitdelen van een door de organisatie onwelgevallige tekst met alle middelen moest worden verhinderd. Wil je ook buiten je safer zone optreden met activistische poëzie, maak dan je borst maar nat. Activistische poëzie is deel van de strijd en het is ook daarbuiten een gevecht. Voor mij is dat alleen maar meer reden om met de woorden die mensen niet willen horen de literaire podia te beklimmen.
Na afloop van een voordracht gisteren, schoot iemand me aan. “Dat is toch niets voor kinderen om allemaal te moeten horen?” begon hij. Mensen blijven me verbazen. Er waren geen kinderen aanwezig. Ik vind zo’n opmerking tekenend voor de witte zelfgenoegzame privilege bubbel waarin ik op zo’n moment blijkbaar terecht ben gekomen. Bedoelde de man soms zichzelf? Wilde hij het zelf eigenlijk allemaal niet horen? Over de vernietiging van het klimaat, het water gestolen door kapitalisme en kolonisten? De uitstervende dieren, gekapte bossen? “Kinderen in Gaza worden nog niet eens een jaar oud” wierp ik hem voor. Een ander zei in het voorbijgaan “dat gedicht over het water” niet te begrijpen, Dorst. Dat eindigt als volgt:
“Voor wie is het water?
Voor de fabriek?
Er loopt een weg naar toe – exclusief
Hekken en camera’s bewaken die
Een kind werpt een steen en gilt
Mitrailleurs ratelen en dan is het stil”
Ik had het hem graag even na laten lezen, maar zoals dat gaat lopen mensen door, praten over je heen. En dat is dus precies waarom ik op een podium ga staan. Misschien dringt niet alles meteen door, maar getuige de ‘oooh’ uitroepen die ik nu en dan hoor, van verbazing of ontzetting, is het grotendeels raak. En dit is precies de reden waarom activisme ook in de poëzie thuishoort. In elke kunstvorm. Al is het maar omdat er nu eenmaal activisten zijn die dichten kunnen, of zingen, of een kunstwerk of muziek maken. Het is dan daar waar het niet wordt verwacht en krijgt de kans om mensen wakker te schudden. Het spreekt je onverwacht aan. Je kunt er niet omheen. Een pamflet, uitgereikt op straat, kun je weggooien. Aan een demonstratie kun je ongeïnteresseerd voorbij lopen. Het nieuws kun je uitzetten, je kunt op social media door scrollen. Als activistische dichter of dichtende activist ben je de spreekwoordelijke luis in de pels van de tam gemaakte schapen die zich liever in slaap laten sussen. De schoonheid van activistische poëzie schuilt bovendien juist in de lelijkheid van het beschrevene. Dat mag pijn doen, even de harten van de toehoorder doorboren. En soms doet hun reactie mij op mijn beurt weer pijn.
Ik hou me daarom voor dat bij een andere gelegenheid, toen ik voor een groep mede-activisten had staan voorlezen, ik achteraf benaderd werd door iemand die het enorm heeft gemotiveerd. Dan weet ik weer waarom ik het ook doe: om de strijd van vonken te voorzien, om ons te versterken en om samen iets te delen: het gevoel dat we niet alleen staan, zelfs niet als de staat ons opsluit en ons alle tijd geeft om te lezen, schrijven, tekenen en na te denken. Tijdens het maakproces van onze eigen kunst ontwikkelen we tenslotte ook onszelf en onze strijd. En dat mag, moet en wil worden gehoord, getoond en verspreid!
“Kleine Schildpad wist het
Angst kan een mensenkind dragen
tot ver boven de boomtoppen maar
daar waait het weg – De angst
maakt plaats voor moed
Het is alsof je vliegen kunt!”
Joke Kaviaar 13 maart 2025